zondag 23 maart 2014

Fragment uit: Ijstijd van Maartje Wortel

Uit: Ijstijd

'Ik verblijf in een hotel in Amsterdam-Oost als Monica in mijn leven komt. Hotel Arena (****) is niet direct een hotel naar mijn smaak, maar ze hebben er een bar en de serveersters zijn knap en ze hebben ook een huiskat Zieck III, die ik meeneem naar mijn kamer zodat ik ook wat gezelschap heb. De kat is in niets te vergelijken met Marie, die mij net heeft verlaten. Het moeilijkste aan haar afwezigheid vind ik dat ze nog wel ergens is,meegroeit met de tijd, rondloopt in de stad, in bed ligt en eet en vrijt en slaapt, maar dan zonder mij. Ze heeft mij niet meer nodig om verder te kunnen leven en waarschijnlijk heeft zij mij nooit nodig gehad, wat ik een onverteerbare gedachte blijf vinden. Ook ik ben, tegen beter weten in, graag nodig en ik zou met alle liefde ('tot de dood ons scheidt') hebben willen doen alsof ik onmisbaar ben in iemands leven. Ik zou er makkelijk in kunnen geloven.
Nu drink ik longdrinkglazen wodka die ik door de keurige jongens en meisjes die in het restaurant werken naar mijn kamer laat brengen.'

Fragment afkomstig uit 'Ijstijd'
Auteur: Maartje Wortel
Uitgegeven door: de Bezige Bij

ISBN: 9789023485414 

Fragment uit: Rokjesdag door Martin Bril

Uit: Rokjesdag

"Ik maakte een lange wandeling door de stad. Overal stonden de terrassen uit, en rond het middaguur zaten ze stampvol. Maar om te zeggen dat het wemelde van de blote benen, nee. Ook het aantal blote buiken, of fragmenten daarvan, viel tegen.
Ik kon natuurlijk naar het Vondelpark gaan. Grote kans dat de toestand daar beter was. Maar in een park geldt rokjesdag niet, vind ik. Het moet zich afspelen tussen huizen en kantoren, in een situatie met niet alleen uitbundig zonlicht, maar ook grote schaduwpartijen. Dit laatste vanwege het kippenvel.
Kippenvel hoort erbij.
Prachtig gezicht.
Lange benen die huiveren"
Fragment-citaat afkomstig uit Rokjesdag
Uitgegeven door Prometheus

ISBN: 9789044616491

Fragment uit: De Avonden van Gerard Reve

Uit: De Avonden

"Hij zuchtte, hing de scheerspiegel weer op aan de knop van het keukenraam en ging de huiskamer binnen. Het was bijna één uur. Hij ging op de divan zitten. “We zijn over de helft,” dacht hij, “de middag is al een uur geleden begonnen Kostbare tijd, die niet meer te achterhalen is, heb ik vermorst.” Hij zette de radio aan, maar nog voordat de lampen warm waren geworden, weer uit, stond op, opende de schuifdeuren en betrad de achterkamer. Hij schoof de lange vitrage opzij en drukte zijn gezicht tegen de ruit. Zijn voorhoofd liet een vette plek achter op het glas. Hij duwde het er opnieuw tegen aan en keek naar beneden.
In de tuin van het rechts aangrenzende huis zat een keeshond onder een rododendron zijn behoefte te doen. Er hingen drie jassen te luchten aan een waslijn. Op het betonnen straatje van de tuin onder hem zat een witharige man houtjes te hakken. Af en toe sprong bij een slag een stuk een eind de hoogte in.
"


Citaat uit: De Avonden
Auteur: Gerard Reve

Uitgegeven bij: Bezige Bij

Fragment uit: Het Diner van Herman Koch

Uit: Het Diner

"We gingen eten in het restaurant. Ik ga niet zeggen welk restaurant, want dan zit het er de volgende keer waarschijnlijk vol met mensen die komen kijken of wij er ook weer zitten. Serge had gereserveerd. Dat doet hij altijd, reserveren. Het restaurant is er een van het soort waar je drie maanden van te voren moet bellen –of zes, of acht, ik ben inmiddels de tel kwijt. Zelf wil ik nooit drie maanden van te voren weten waar ik op een bepaalde avond ga eten, maar kennelijk zijn er mensen die daar totaal geen moeite mee hebben. Als historici over een paar eeuwen willen weten hoe achterlijk de mensheid was aan het begin van de eenentwintigste eeuw hoeven ze alleen maar een kijkje in de computers van de zogenaamde toprestaurants te nemen, want al die gegevens worden bewaard, dat weet ik toevallig. Wanneer meneer L. de vorige keer bereid was om drie maanden op een raamtafeltje te wachten dan wacht hij nu ook wel vijf maanden op een tafeltje naast de deur van het toilet – dat noemen ze in die restaurants ‘het bijhouden van de klantgegevens’.


Citaat uit: 'Het Diner'
Auteur: Herman Koch
Uitgegeven bij Anthos, ISBN 9789041413680


Fragment uit: Domweg gelukkig in de Dapperstraat door J.C. Bloem

Uit: Domweg gelukkig in de Dapperstraat, gedichtenbundel

Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.


Redactie gedichtenbundel: C.J. Aarts en M.C. van Etten
Gedicht van: J.C. Bloem
Uitgegeven door: Bert Bakker

ISBN: 9789035122376

Fragment uit: Een aktetas in een boom door Anja Sicking

Uit: Een aktetas in een boom

"Leontine van der Burg? Dores bladerde in haar patientenformulieren.
'We vielen' zei het meisje. 'Na het introductiefeest. Ik zat achterop.'
Dores gaf met een hand voorzichtig druk op de hiel.
'Doet dit zeer?'
Het meisje streek haar rossige, iets krullend haar uit haar gezicht en keek naar haar.
Ze boog een teen en voelde zich ongemakkelijk worden onder de blik van het meisje. Praatte ze nu maar. Praten hield haar tenminste nog bij de les.
Ze boog nog een teen. Opnieuw voelde ze die lichte minachting voor podotherapeute die ze was geworden. Ze had meer in zich, veel meer. Niet dat ze vond dat ze net als Linnaeus een beroemde plantkundige, een zoooloog, een arts, een geoloog ineen had moeten zijn.
Nee, om succes in de wetenschap, of, vooruit, alleen in de podologie, ging haar niet. Ze hoefde ook niet zo nodig als de ijverige Zweed tot de adelstand te worden verheven. Van de ambitie om een werk als zijn Systema Naturare te schrijven had zij nooit last gehad en ze leefde niet met de illusie dat zij zich beter zou gaan voelen wanneer er naar haar wereldwijd meer dan vijfhonderd straten waren genoemd - al zou ze het niet erg vinden als er ergens één pleintje in haar buurt na haar dood werd omgedoopt. "

Citaat uit: 'Oost, Het literaire centrum van Amsterdam'
Auteur: Anja Sicking
Uitgeverij Babel & Voss Uitgevers en Stichting Schrijvers uit Oost

Fragment uit: Moeder & Zn. - een monoloog van Wanda Reisel

Uit: Moeder & Zn. - een monoloog

"Plaats: Lloyd hotel, Amsterdam.
Moeder (81) wordt geinterviewd door de jonge journaliste Suus Janssen. Moeder houdt de hele tijd een grote lege mok in haar hand. Ze kijkt haar zoon nooit aan.
Zoon (42) zit eerst een tijdje naast haar, maar houdt het niet uit en staat op een gegeven moment op.

Suus
Ik wilde u vragen hoe ...

Moeder
Ik heb u niets te zeggen.
Ik ben hier niet de belangrijkste persoon
Dat is mijn zoon hier.

Zoon
Mamma ....

Suus
Maar ik vind u juist ..

Moeder
Hij is uit onze familie de
bedeutende persoon geworden waar het om draait. Ik ben dan wel een overlevende, maar hij is het kind van overlevers, ik weet werkelijk niet wat erger is."

Citaat uit:
'Oost, Het literaire centrum van Amsterdam'
Auteur: Wanda Reisel
Uitgeverij Babel & Voss Uitgevers en Stichting Schrijvers uit Oost

Fragment uit: Alles kan nog van Huub van der Lubbe

"De nacht geeft zich gewonnen
Maar de dag heeft nog geen zin
Er is nog niets begonnen
De wereld houdt zich in
Nog even deze vrede
Tussen hoop en hinderlaag
Alles kan nog
Alles kan nog
Alles kan nog vandaag"


Citaat uit: 'Oost, Het literaire centrum van Amsterdam'
Auteur: Huub van der Lubbe
Uitgeverij Babel & Voss Uitgevers en Stichting Schrijvers uit Oost

Fragment uit: Het Gouden Ei - Tim Krabbé

"Hij draaide zijn grasveld op en zag een half opgezette oranje tent. In het gras lagen twee jongens die verschrikt overeind kwamen. Het bleken twee Duitse lifters te zijn, jongens van een jaar of zeventien. Ze spraken geen Frans, Lemorne moest zijn Duits van stal halen. De jongens waren nogal ontdaan en onzeker over zijn verschijnen. Ze hadden geen kampeerterrein meer kunnen bereiken en gedacht dat ze hier wel een nacht konden blijven. Ze waren er een half uur. Nee, niemand had gezegd dat ze hier mochten kamperen. Ze hadden eerst nog een tijd staan liften. Ze hadden niemand gesproken, ze waren in het dorp afgezet en hier naartoe gelopen. Als ze mochten blijven zouden ze morgenochtend zo vroeg mogelijk weggaan. ‘Jawel, dat zal wel gaan,’ zei Lemorne. Hij ging in zijn auto zitten en dacht na. Door de voorruit keken de jongens hem met nog niet helemaal durvende glimlachen aan. Lemorne pakte het pistool uit het dashboardkastje en stapte uit"

Titel: Het Gouden Ei, Auteur: Tim Krabbé
Uitgegeven door: Prometheus, ISBN: 978904460621